{{ darkOn ? 'go bright' : 'go green' }}
PRAKTIJKVERHALEN

Duurzaamheid vaste prik op Beroepscollege Leystede

Anna Grijpstra
Docent biologie en geschiedenis
Meryam Amin
Docent Techniek en LOB
regio
trefwoorden
contact
Anna Grijpstra
Docent biologie en geschiedenis
Meryam Amin
Docent Techniek en LOB
partners

In een splinternieuw duurzaam gebouw verzorgen drie docenten sinds dit schooljaar duurzaamheidslessen voor de eerste klas. Anna Grijpstra en Meryam Amin vertellen hoe zij leerlingen bewust maken van hun invloed op de wereld.

Visie op duurzaamheid

“Het idee is dat we bij de leerlingen zorgen dat ze zich meer bewust worden van de duurzame thema’s die we aansnijden. Helemaal nu de school ook duurzaam gebouw heeft. We willen aan leerlingen meegeven dat ook als ze gaan werken duurzaam gedrag belangrijk is,” vertelt Anna.

De school heeft het thema duurzaamheid niet alleen omarmd door te kiezen voor een duurzaam gebouw. In de lessen werkt de Leystede aan de ontwikkeling van competenties van leerlingen op het duurzame vlak. Ook vaardigheden zoals kritisch denken, kunnen denken in systemen en het nemen van verantwoordelijkheid voor jezelf, anderen en de wereld om je heen komen aan bod.

Hét doel is de leerlingen bewust te maken van duurzaamheid en duurzaam gedrag bij zichzelf en anderen.

Curriculum – Duurzaamheidslessen op het rooster

Omdat duurzaamheid in de kerndoelen is opgenomen komt het al aan de orde in de lessen van bijvoorbeeld biologie en aardrijkskunde. Daarnaast kiest de school ervoor om alle leerlingen twee uur in de week middels duurzaamheidslessen bewuster te maken van de wereld om hen heen.

Anna legt uit: “We vullen dit met drie docenten vanuit drie expertises in. Ik doe dat vanuit Biologie, Rianne Zwaan vanuit Mens & Maatschappij en Meryam Amin vanuit techniek.”

Meryam laat de leerlingen zien welke alternatieven er zijn voor producten die zij dagelijks gebruiken. “Ik verwacht niet ineens dat ze deze alternatieven aan gaan schaffen. Maar dat als ze het later tegenkomen ze in ieder geval denken: hé dat ken ik, daar heb ik al eens van gehoord.”

“Vooral nu in klas 1 gaat het echt om bewustwording. Laten merken dat ze heel makkelijk duurzame keuzes kunnen maken. Die keuzes voorleggen is al een stap,”

zegt Anna. Zij heeft de leerlingen een eetdagboek bij laten houden. “Hoeveel voedsel verspil je nou per week? Bepalen je ouders dat of bepaal jij wat er wordt gemaakt en of er wat weggegooid wordt? Daar hielden we kringgesprekken over, we bespraken hoe het nou komt dat je zoveel weggooit. Het is aan de docent om te beslissen welk onderwerp we precies aansnijden. We kijken zelf wat past bij de doelgroep.”

Anna: “Wanneer we het naar de vierde klas door gaan trekken zullen we er wel dieper op in kunnen gaan, bijvoorbeeld op thema’s als het broeikaseffect. Nu houden we het nog klein. Dit eerste jaar worden de duurzaamheidslessen ingevuld vanuit zes modules van acht lesuren.”

Didaktiek: ideeën-brainstorm voor duurzame huizen

Docent Anna, opgeleid als biologie- en geschiedenisdocent, is niet bang om werkvormen in te zetten die niet altijd voor de hand liggen. In 2017 werd ze al voor één van haar ideeën genomineerd als duurzame docent.

“Toen we bij biologie het hoofdstuk duurzaamheid behandelden leek het mij leuk om te gaan tekenen. De leerlingen hebben toen een huis ontworpen met duurzame elementen. Eigenlijk tekenden zij hun perfecte duurzame huis. Omdat het geen technisch opgeleide leerlingen waren was het niet altijd realistisch, maar ze hadden we heel leuke ideeën zoals douchewater opvangen en voor de wasmachine gebruiken, regenwater opvangen hergebruiken enzovoorts. Dat pakte heel leuk uit.”

Didactiek – werkvormen inzetten die de leerling aanspreken

De eerstejaarsleerlingen houden vooral van dingen doen, merken Meryam en Anna. Anna speelt daar graag op in met stellingen en kwissen. “Dat vinden ze heel erg leuk, net als kleuren en dingen maken.” Meryam ging aan de slag met het zelf maken van dedodorant:

“Deodorant is eigenlijk een van de makkelijkere zelfmaakproducten. De leerlingen leren afwegen en meten, ze moeten een aantal producten samenvoegen.”

“Goed roeren, in een bakje doen en laten afkoelen. En natuurlijk moeten ze zelf een bakje meenemen, dat scheelt weer aanschaf van nieuwe bakjes.”

Dat de leerlingen het echt leuk vinden om te doen blijkt ook uit de geluiden die ze terug hoort van collega’s. “Ze vinden het heel leuk om zelf te maken, ze zijn hier enthousiast over. Ik hoor van andere collega’s later dat ze daar verteld hebben dat we dit gedaan hebben.”

Ook Anna komt er in haar lessen op terug: “Dan zeg ik: ‘’kijk, je hoeft niet allemaal zelf deo te gaan maken maar denk wel na voordat  je bij wijze van spreken drie van die bussen per dag erdoorheen jast”( ik kan je verzekeren dat ze dat doen, na gym bijvoorbeeld)”.

Dat enthousiasme is niet vanzelfsprekend voor alle alternatieven die Meryam laat zien. “Ik vertel ook over wasbare luiers bijvoorbeeld. Dan kijken ze mij echt zo aan van ‘Ieuw dat is echt heel erg vies!’. Ik laat ze dan zien (ik gebruik ze thuis) en vertel ‘kijk ze zijn gewoon heel vrolijk van kleur en ik heb ze al een aantal keren gewassen, ze zijn echt schoon’. Het gaat erom dat ze weten dat het bestaat.”

Praktijkvoorbeeld – weet wat je eet

De lessen worden afwisselend door de drie docenten gegeven. Hierin komen de zes door de school gekozen thema’s langs. De praktijkervaring die ze hiermee op hebben kunnen doen is vanwege corona nog beperkt van de herfst- tot de kerstvakantie. In die periode maakte Meryam deodorant met de leerlingen en liet ze hen een filmpje maken over alternatieve producten.

Anna behandelde het thema voedsel, weten wat je eet. “In mijn lessen hadden we het over vegetariër en vegan zijn. Enkele leerlingen vertelden daarover, waarom ze veganistisch of vegetarisch eten. Dan zie je heel veel ‘a ha’-momentjes. Eigenlijk wisten ze helemaal niet wat het precies inhield, dat een vegetariër wel dierlijke producten gebruikt bijvoorbeeld maar geen vlees eet.”

“Ook wisten ze niet hoeveel kilo vlees er per jaar doorheen wordt ‘gejakkerd’ door ons. Daar schrokken ze best wel van, dat het zo veel is.”

Anna onderzocht met haar leerlingen ook hun eetgewoontes.

“Ze schreven op van welke cultuur ze eigenlijk eten. Is dat vaak Marokkaans, Surinaams, Nederlands, noem maar op. Ook schreven ze op hoeveel en met wie ze aten. Het bijzondere vond ik dat er echt heel veel verschillende culturen naar voren kwamen, maar ook Nederlands. Dan hadden we er een discussie over, want de een vind aardappelen en wortelen echt Nederlands terwijl een ander dat dan juist helemaal niet vond.”

“Wat ook opviel is dat een aantal leerlingen alleen aten. Bij doorvragen bleek dat ze een aantal dagen in de week alleen aten. In de les heb je daar normaal niet zoveel tijd voor, om hierover door te praten met leerlingen.”

Praktijkvoorbeeld – Lessen vanaf de daktuin

Het nieuwe gebouw is ook voorzien van een daktuin. Op dit moment gebeurt daar nog weinig omdat de leerlingen nog thuis zijn, de huidige beplanting bestaat voornamelijk uit grote planten. Maar zodra het mooier weer wordt en de leerlingen weer mogen komen, wil Anna hier zeker meer gaan doen.

“De meeste leerlingen komen uit de stad, uit Leiden. Driekwart van hen woont in een stedelijke omgeving. Ze hebben geen tuin, sommige leerlingen hebben een balkon.”

“Ik wil ze graag laten ervaren dat je dus heel veel zelf kan verbouwen. Dat je niet alleen een tuin hebt voor de sier maar dat je er ook dingen mee kunt doen.”

“Ik wil bijvoorbeeld ook een compostbak gaan maken en dan samen kijken wat dat doet. Kijken hoe de planten groeien. Als we weer mogen dan wil ik eigenlijk wat kleine kruiden nemen, ook planten waarvan je de wortels of juist de vruchten goed kunt zien. Dan kunnen we misschien zelfs ter plekke proeven – schoonmaken kunnen we in de keuken van Horeca en Bakkerij, die zit eraan vast. Die kunnen straks hun kruiden van de daktuin halen, al zal het geen massaproductie zijn.”

Wat bevalt je goed aan deze opzet?

“De lessen waren überhaupt leuk,” zegt Anna enthousiast. “Heel veel leerlingen bleken wel affiniteit te hebben met ‘let op wat ik eet’. Leerlingen vertellen dat ze minder vlees eten. Of dat zij al het afval scheiden, terwijl ik dat van hen helemaal niet had gedacht. Zij bleken er thuis al best bewust mee bezig te zijn.”

Ook Meryam is enthousiast over de reacties. In de volgende periode, wanneer de leerlingen weer naar school mogen, gaat zij aan de slag met ‘Alles is rond’.

“Dan gaan we kijken hoe je zaken kunt hergebruiken. Zoals een bank bijvoorbeeld die thuis staan en die je niet meer nodig hebt, moet die dan persé echt weg? Of kun je het aan iemand anders schenken of er misschien nog iets uit halen?

“We gaan ook kijken wat voor afval er eigenlijk allemaal op straat ligt. Dat kunnen we in de plastic shredder die wij op school hebben versnipperen. Zo maken we weer iets nieuws en moois, van al die geshredderde spulletjes.”